Broeders in Christus

Elisa als voorafschuwing van Christus

Veel mensen menen dat er in Israël regelmatig wonderen werden gedaan door profeten en anderen. In de praktijk blijkt echter dat wonderen in feite maar zeer sporadisch voorkwamen, en dan geconcentreerd in korte periodes. Zo’n periode was er onder Elia en Elisa. Koning David was een man naar Gods hart, maar al onder zijn zoon Salomo begon het mis te gaan met de pure toewijding aan God. Onder koning Achab van het noordelijke rijk Israël, acht koningen later, is het volk al gewend om de afgoden van de omringende volken te dienen en is er nog nauwelijks achting voor de God van Israël. In die tussentijd lezen we echter niets over profeten of wonderen. Maar dan lezen we plotseling hoe Elia bij de koning verschijnt en aankondigt: “Zo waar de HEER leeft, de God van Israël, in wiens dienst ik sta, de eerstkomende jaren zal er geen dauw of regen komen tenzij ik het zeg” (1 Koningen 17:1). Gezien het feit dat er al zo lang geen profeten waren opgetreden, en gezien de zeer ongebruikelijke boodschap, kun je je best voorstellen dat Achab gedacht zal hebben dat het wel los zou lopen. Pas als er jaren van droogte, en dus hongersnood, volgen laat Achab overal naar Elia zoeken. Het resultaat van dit alles, en van de gebeurtenissen op de berg Karmel, is een zeer sterke aanmoediging voor de gelovigen die er in Israël nog overgebleven zijn. Er volgde een sterke opleving van het geloof, die nog jarenlang merkbaar zou blijven.

De ‘tweede’ Elia

We zien dan ook dat het Oude Testament eindigt met een profetie over iemand die hetzelfde zal doen als Elia: “Voordat de dag van de HEER aanbreekt, die groot is en ontzagwekkend, stuur ik jullie de profeet Elia …  Anders zou ik het land volledig moeten vernietigen” (Maleachi 3:23-24, NBG’51 4:5-6). Deze woorden zien we toegepast op Johannes de Doper die, na eeuwen zonder profeet, evenzo een oproep doet aan het volk om zich te bekeren. De engel die aan zijn vader zijn geboorte aankondigt, verwijst naar deze woorden uit Maleachi: “Als bode zal hij voor God uit gaan met de geest en de kracht van Elia … om zondaars tot rechtvaardigheid te brengen, en zo zal hij het volk gereedmaken voor de Heer” (Lukas 1:17). Ook Jezus bevestigt aan zijn discipelen dat Johannes de Doper inderdaad die beloofde Elia is; uiteraard niet dezelfde persoon, maar iemand met dezelfde opdracht om het volk tot bekering op te roepen. Op hun vraag zegt Hij: “Maar ik zeg jullie dat Elia al gekomen is, ze hebben hem alleen niet herkend, en ze hebben met hem gedaan wat ze wilden. Zo zal ook de Mensenzoon door hun toedoen moeten lijden” (Matteüs 17:12).

Er zijn duidelijk overeenkomsten tussen Elia en Johannes. Elia leefde teruggetrokken van de wereld om hem heen, en predikte van het oordeel dat komen zou. Johannes groeide op in de woestijn, en Jezus beschrijft hem als iemand die “niet at en dronk”, waarmee hij bedoelde dat hij teruggetrokken leefde en niet, zoals Jezus zelf, bij feesten aanwezig was. Net als Elia verscheen Johannes met een boodschap over het naderend oordeel en een oproep tot bekering voordat het te laat zou zijn. Elia was eigenlijk de eenling die opriep tot bekering, waarmee hij best succesvol was, terwijl Elisa blijkbaar leiding gaf aan ‘de profeten’. We zien ook hoe zowel Elia als Johannes zelfs de koning aansprak op zijn gedrag, en hoe er achter beide slappe koningen sterke vrouwen stonden die hen op het verkeerde pad brachten. In het Oude Testament is Elia (God is JHWH) echter duidelijk verbonden met Elisa (God is redder), de man die hem op zal volgen en die zijn mantel - dus zijn gezag - overneemt. En zoals Elia in zekere zin een voorafschaduwing is van Johannes de Doper, zo wordt ook Elisa daarom vaak genoemd als een voorafschaduwing van Jezus.

Elisa en Christus

In het eerste optreden van Elisa zien wij hem opkomend uit de Jordaan, door de hand van Elia met zijn geest vervuld, om vervolgens zijn taak aan te vangen; en de vergelijking met de doop van Jezus door de hand van Johannes dringt zich op. We zien ook de vele wonderen die Elisa verricht heeft; dat zijn er meer dan alle andere profeten in het Oude Testament samen. Bovendien zijn sommige wonderen heel opvallend:

  • Naäman moet nederigheid leren en zich in de Jordaan onderdompelen om van zijn melaatsheid te worden gereinigd. Zonder dit hier verder uit te werken zouden we moeten overwegen dat melaatsheid in de Schrift vaak een beeld is van de zonde.
  • De koning van Aram wil weten hoe de Israëlieten altijd van zijn plannen op de hoogte zijn. Hij wil weten wie de verrader is, en krijgt te horen “Niemand, mijn heer en koning, maar de profeet Elisa in Israël weet de koning van Israël zelfs te vertellen wat u in uw slaapkamer zegt” (2 Koningen 6:12). Dat doet denken aan Jezus die ‘wist wat in een mens was’.
  • De vermenigvuldiging van de gerstebroden vertoont opvallend veel overeenkomsten met de wonderbare spijzigingen in het Nieuwe Testament: “Hij bracht twintig gerstebroden mee … Elisa droeg zijn bediende op dit als maal aan de profeten voor te zetten. Toen de bediende protesteerde dat het beslist niet genoeg was voor honderd personen, zei Elisa nogmaals: Zet het de profeten voor, ze zullen er een maaltijd aan hebben … Toen zette zijn bediende het de profeten voor, en zij aten ervan en hielden nog over” (2 Koningen 4:42-44).
  • We zien ook hoe Elisa over sommige mensen een oordeel uitspreekt en hoe dat vervolgens in vervulling gaat door een wonder. We zien mensen bijvoorbeeld blind of melaats worden. Waar sommigen echter problemen mee hebben, is dat hij een aantal jongeren vervloekt die hem uitschelden, waarna er twee beren tevoorschijn komen die tweeënveertig jongens verscheuren. Toch zijn er voldoende overeenkomsten met het oordeel van Jezus, waarvan hij in een gelijkenis zegt: “En die vijanden van mij die niet wilden dat ik koning over hen werd, breng hen hier en dood ze voor mijn ogen” (Lukas 19:27). Over Elisa had God immers gezegd: “Wie ontkomt aan het zwaard van Jehu, zal gedood worden door Elisa” (1 Koningen 19:17).
  • Daartegenover wekt Elisa een jongen op uit de dood, op basis van het geloof van zijn moeder. Daarin zien we verscheidene overeenkomsten met de dochter van Jaïrus.
  • We zien ook hoe Elisa (in 2 Koningen 8:11) weent over wat zijn volk aangedaan zal worden door Gods oordeel: steden verbrand, mannen door het zwaard gedood en zuigelingen verpletterd. Dat doet denken aan Jezus die weent als Hij Jeruzalem ziet en profeteert hoe Jeruzalem verwoest zal worden. Hij zegt in dat verband “zij zullen u en uw kinderen vertreden” (Lukas 19:41-44). Dat woord ‘vertreden’ komt in het Nieuwe Testament uitsluitend hier voor, maar het is (in de Griekse vertaling van het Oude Testament) hetzelfde woord dat Elisa gebruikt bij deze gebeurtenis als hij beschrijft hoe de zuigelingen “verpletterd” zullen worden.
  • Zelfs na zijn dood brengen zijn beenderen een man tot leven. Dat doet toch sterk denken aan de Verlosser wiens dood ons leven is geworden.

Zonder alles uitputtend te behandelen, zijn dit toch een aantal voorbeelden met opvallende overeenkomsten tussen Elisa (God redt) en Jezus (JHWH redt). Elisa is in het Oude Testament de persoon die de meeste wonderen verricht, en we zien teveel overeenkomsten (niet uitsluitend in de wonderen) met Degene die in het Nieuwe Testament de meeste wonderen verricht om dat te kunnen beschouwen als louter toeval.

Wat leert dit ons dan?

Het is vrij gebruikelijk om in de Bijbel types of voorafschaduwingen van Christus aan te wijzen; en ook Elisa wordt daarbij vaak genoemd. Zulke overeenkomsten zien is echter één ding, maar begrijpen waarom de Bijbel ze ons geeft is een tweede. En in deze serie artikelen proberen we daarom ook steeds dat laatste duidelijk te maken. In het geval van Elisa zijn er wellicht een tweetal verschillende zaken die ons helpen ons begrip van de Evangeliën te vergroten.

Ten eerste is er de werkelijkheid van doop en oordeel. In Naäman zien we werkelijk wat de doop voor een mens betekent. We zien een man die uiterlijk ziek is, een ziekte waarvan hij niet kan genezen en waaraan hij, normaal gesproken, uiteindelijk zou sterven. We zien hoe hij, als belangrijk man, een eenvoudige opdracht krijgt, om zich onder het oog van zijn knechten te baden in de Jordaan, als een betoon van geloof in de woorden van Elisa. Hij weigert aanvankelijk om zo iets simpels te doen, maar als zijn knechten hem toch weten te overtuigen wordt hij volledig genezen: “Zijn huid werd weer gezond, zo gaaf als de huid van een kind, en hij was weer rein” (2 Koningen 5:14). We zien hier duidelijk een beeld van ‘opnieuw geboren worden’. Toch menen velen in deze tijd dat een letterlijke doop, als een openbaar getuigenis van geloof, niet echt nodig is. En ook daarbij zien we vaak hoe menselijke trots de eigenlijke drijfveer is om op zoek te gaan naar argumenten waarom het niet echt nodig zou zijn. We zien in Elisa ook de werkelijkheid van een oordeel over degenen die hem niet serieus nemen. Vele Christenen maken een onderscheid tussen de God van het Oude Testament en die van het Nieuwe. In het Oude Testament zou er de dood zijn voor degenen die niet luisteren of ook maar (naar ons idee) de kleinste fout begaan. Maar in het Nieuwe Testament zouden we de God van liefde vinden. De serieuze lezer van de Bijbel beseft echter dat het Oude Testament net zoveel bevat over Gods genade, en dat anderzijds oordeel over hen die hun geloof niet serieus genoeg nemen evenzeer een thema is in het Nieuwe Testament.

Het tweede punt is hoe Jezus wellicht naar Elisa verwijst als hij spreekt over discipelschap. Iemand vraagt aan Jezus om eerst afscheid te mogen nemen van zijn ouders, en Jezus’ antwoord lijkt wat vreemd: “Wie de hand aan de ploeg slaat en achterom blijft kijken, is niet geschikt voor het koninkrijk van God” (Lukas 9:62). Elisa vroeg hetzelfde toen hij geroepen werd door Elia. Hij was op dat moment aan het ploegen. En vervolgens lezen we: “Elisa ging terug, slachtte zijn ossen, braadde het vlees op het hout van hun juk en bood het zijn knechten aan. Daarna ging hij met Elia mee als zijn dienaar” (1 Koningen 19:21). Hij zette daarmee een radicale streep onder zijn verleden, als in de uitdrukking ‘al je schepen achter je verbranden’; dat was precies de toewijding die Elia (en ook Jezus) zocht: het jezelf onmogelijk maken om terug te keren, en met volledige toewijding een dienaar worden.