Start > Studies > Christus in profetie > Christus in Psalm 2
Christus in de Psalmen - Psalm 2
Psalm 2: de vestiging van Gods rijk
In de NBG’51 vertaling vinden we als opschrift boven Psalm 2 "De messiaanse koning". Deze psalm beschrijft een tijd waarin Christus regeert (‘de Heer en zijn gezalfde’) en vooral de reactie van de wereld daarop. ‘Christus’ is Grieks voor gezalfde, terwijl Messias hetzelfde betekent in het Hebreeuws. In de Schrift is de gezalfde de koning of de hogepriester; in dit geval de Koning die namens God regeert. Maar we hebben het Nieuwe Testament nodig om te begrijpen dat het hier gaat over het toekomstige vrederijk en niet over een willekeurige koning in het Oude Testament. De psalm schetst een situatie waarin alle volken zich verenigen in een strijd tegen God en de Messias. Zij hebben besloten dat zij niet door God en zijn zoon geregeerd willen worden. De psalmist wordt hier niet bij name genoemd, maar in het Nieuwe Testament is het duidelijk dat men in de 1e eeuw koning David als de schrijver zag die van God deze openbaring kreeg (zie Handelingen 4:25-26). De apostelen gebruiken deze psalm om te tonen dat reeds lang tevoren was opgetekend dat de volken Jezus zouden verwerpen. Dat is weliswaar niet in de eindtijd, maar zij wilden laten zien hoe dat verwerpen toen al vorm kreeg.
Psalm 2 bestaat uit vier gedeelten, die in de meeste vertalingen als vier strofen worden weergegeven. In elk deel is er een andere spreker. Het eerste deel, verzen 1 t/m 4, beschrijft de situatie en laat “de wereld” spreken. In de volgende verzen (4 t/m 7) spreekt God. Verzen 7 t/m 9 laten de Koning zelf aan het woord. Tot slot volgt in verzen 10 t/m 12 een oproep van de psalmist aan “de wereld” om verstandig te zijn.
De wereld spreekt
“Waartoe leidt het woeden van de volken, het rumoer van de naties? Tot niets.” (vs 1). In het Hebreeuws is dit een retorische vraag, met de suggestie dat het zinloos is. De NBV duidt dat aan met een soort antwoord: “Tot niets”. Hebreeuwse poëzie kent het zogenaamde parallellisme, waar in twee opeenvolgende regels hetzelfde wordt gezegd, maar met andere woorden. We vinden dat ook hier: het woeden van de volken en het rumoer van de naties. En ook in het volgende vers: ‘De koningen van de aarde komen in verzet’ en ‘de wereldmachten spannen samen’. Hun verzet is gericht ‘tegen de Heer en zijn gezalfde’. De vraag rijst wanneer dit zich afspeelt. Als de Heer en zijn Gezalfde al lang zouden regeren, zou het onwaarschijnlijk zijn dat de aardse machthebbers dan nog in functie zijn. Het lijkt dus eerder een beschrijving van de tijd waarin het vrederijk wordt opgericht: ‘Wij moeten hun juk afwerpen, ons van hun boeien bevrijden’ (vs 3, opnieuw een parallellisme).
God spreekt
In de volgende strofe voert de psalmist ons weg van de rumoerige naties naar de troon van God. ‘Die in de hemel troont lacht, de Heer spot met hen’ (vs 4). Maar de spot verandert in toorn: God zal zijn oordelen uitvoeren. De volken schrikken van Gods toorn. Een weerklank hiervan vinden we in Openbaring: “De vierentwintig oudsten ... aanbaden God met de woorden: Wij danken u, Heer, onze God, Almachtige … want in uw grote macht neemt u nu het koningschap op u. De volken raasden in woede, maar nu laat u uw woede razen. De tijd is gekomen om een oordeel te vellen over de doden; en om uw dienaren, de profeten, te belonen, evenals de heiligen en degenen die, jong en oud, ontzag hebben voor uw naam; en ook om hen die de aarde vernietigen nu zelf te vernietigen” (Openbaring 11:16-18). In Openbaring gaat het over het oprichten van het Messiaanse vrederijk, wanneer de aarde hersteld wordt van alle vernietiging die de mens erover heeft gebracht, en wanneer de doden worden opgewekt en geoordeeld, met een zegenrijke toekomst voor degenen die God trouw zijn gebleven. Zij danken God voor het koningschap dat God nu op zich neemt, en zij verwijzen daarmee naar de vele beloften dat God dit zal doen. Eén daarvan is deze Psalm 2: ‘Ikzelf heb mijn koning gezalfd, op de Sion, mijn heilige berg’ (vs 6).
Wie meer vertrouwd is met de NBG’51 vertaling, waar staat: ‘Ik heb immers mijn koning gesteld over Sion, mijn heilige berg’, vraagt zich misschien af waarom dit ‘gesteld’ in de NBV is vertaald met ‘gezalfd’. Het is een ander Hebreeuws woord dan voor ‘gezalfde’ in vers 2. Het is een woord dat eigenlijk het uitgieten van het bloed van een offer betekent, maar dan ook het benoemen van een leider tot een taak. Het benoemen van een koning gebeurde door zalving. Het gaat hier echter meer om de aanstelling dan om het zalven zelf. De Nederlandse vertalingen zijn verdeeld tussen ‘gezalfd’ en ‘Ik zelf stel Mij een koning aan’ (Petrus Canisius vertaling). Een koppeling van dit ‘uitgieten’ met Jezus’ offerdood is waarschijnlijk echter niet wat hier wordt bedoeld. De psalm verwijst meer waarschijnlijk naar de profetieën die beschrijven hoe Gods Koning zal regeren vanuit Jeruzalem. Aan David was beloofd dat iemand uit zijn lijn door God tot koning aangesteld zou worden om voor eeuwig vanuit Sion te regeren. De engel die aan Maria verschijnt, verwijst naar deze belofte: ‘Hij zal Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven … aan zijn koningschap zal geen einde komen’ (Lucas 1:32-33).
De Gezalfde spreekt
‘Het besluit van de heer wil ik bekendmaken. Hij sprak tot mij: Jij bent mijn zoon, ik heb je vandaag verwekt’ (vs 7). We zien hier een verdere verwijzing naar de belofte die aan David was gegeven. Naast de belofte van een eeuwig koningschap zei God tegen David: ‘Ik zal een vader voor hem zijn en hij voor mij een zoon’. Maar het klinkt nu specifieker: nu niet als een Vader zijn, maar werkelijk verwekken, een woord dat steeds verbonden is met een werkelijke geboorte. Dit zijn ook de woorden die God sprak, zowel bij de doop van Jezus als bij de verheerlijking op de berg, waarmee God aangaf dat Jezus de Zoon is die op de troon in Sion zal regeren om daarmee de belofte aan David te vervullen. De woorden die God sprak zijn een combinatie van twee citaten, deze woorden uit Psalm 2, en een citaat over de lijdende knecht uit Jesaja 53 (voor meer informatie zie artikel hierover). Jezus moest lijden en sterven, maar is tegelijk de ware Messias die op de troon zal regeren. In het Nieuwe Testament wordt Jezus daarom ook als Koning beschreven, maar nog zonder dat hij regeert. Misschien vergelijkbaar met zijn voorvader David, die al tot koning was gezalfd, maar aanvankelijk nog vervolgd werd door de regerende koning.
Dit vers wordt ook in het Nieuwe Testament aangehaald, waar getoond wordt hoe deze woorden op Jezus slaan. Paulus zegt: ‘Wij verkondigen u het goede nieuws dat God zijn belofte aan onze voorouders in vervulling heeft doen gaan ten behoeve van hun kinderen – ten behoeve van ons – doordat hij Jezus tot leven heeft gewekt. Daarover staat in de tweede psalm geschreven: 'Jij bent mijn zoon, ik heb je vandaag verwekt’ (Handelingen 13:32-33). In de brief aan de Hebreeën wordt dit vers, samen met de belofte aan David, gebruikt om aan te tonen hoeveel verhevener de positie van Jezus is dan die van de engelen: ‘Tegen wie van de engelen heeft God immers ooit gezegd: ‘Jij bent mijn zoon, ik heb je vandaag verwekt’? Of: ‘Ik zal een vader voor hem zijn, en hij voor mij een zoon’? (Hebreeën 1:5). God heeft hem het koningschap beloofd, wat ook in de psalm staat: ‘Vraag het mij en ik geef je de volken in bezit, de einden der aarde in eigendom’ (vs 8). Het woord eigendom wordt vaak gebruikt voor het erfdeel dat God aan zijn volk geeft als Hij spreekt over het beloofde land, afgeleid van de belofte aan Abraham dat dit land eeuwig zijn eigendom (Genesis 17:8 – hetzelfde woord) zou zijn. Voorbeelden hiervan vinden we ondermeer in Deuteronomium 4:21. Maar hier in de psalm wordt aan de Zoon de gehele wereld als een erfdeel gegeven.
Deze strofe eindigt met de woorden ‘Jij kunt ze breken met een ijzeren staf, ze stukslaan als een aarden pot’ (vs 9). Waar in de NBV ‘kunt’ staat, zien we in de NBG’51 ‘zult’. Gezien de context lijkt het ook meer waarschijnlijk dat het zal (moeten) gebeuren. Dit wordt verder versterkt door het feit dat deze verzen worden geciteerd in Openbaring. In de Bijbel worden de leiders van Gods volk vaak als herders omschreven, daarom beschrijft Jezus zichzelf ook als de goede herder. Het woord staf verwijst hier waarschijnlijk naar, alleen nu niet als een herder die voor de kudde zorgt, maar nu tot straf, een staf van ijzer in plaats van hout. Naast een herdersstaf betekent dit woord ook een scepter waarmee juist autoriteit weergegeven wordt van degene die regeert. In de citaten in Openbaring zien we ook verder bewijs dat de Schrift deze psalm toepast op Jezus als hij regeert in zijn Koninkrijk op aarde.
Een oproep aan de wereld
Psalm 2 eindigt met een oproep aan de wereld om verstandig te zijn en de Koning te erkennen, en daarmee ook zijn Vader. ‘Daarom, koningen, wees verstandig, wees gewaarschuwd, leiders van de aarde. Onderwerp u, toon de Heer uw ontzag, breng hem bevend uw hulde’ (vs 10-11). De tijd komt dat de hele wereld zal moeten erkennen dat God de enige ware heerser is, die alles leidt en bestuurt. Hij heeft bepaald dat zijn Zoon vanuit Sion over de gehele wereld zal regeren. Dat zal pas gebeuren bij Jezus’ wederkomst. Maar dan heeft de wereld als geheel de keuze om hem aan te nemen of te verwerpen. Bij zijn eerste komst is hij verworpen, zonder direct zichtbare gevolgen voor wie dit deden. Bij de tweede komst zal dat anders zijn. Dan zal verwerping niet zonder gevolgen blijven. Dan treedt Hij op met een ijzeren staf en worden zij stukgeslagen als aardewerk.
Maar naast deze wereldbevolking noemt de psalm ook degenen die bij hem schuilen. Dit zijn de gelovigen uit alle tijden die met hem mogen meeregeren. Het is Jezus zelf die in Openbaring (met een verwijzing naar deze psalm) zegt: ‘Wie overwint en mij navolgt tot het einde, zal ik macht geven over alle volken. Met een ijzeren herdersstaf zal hij hen hoeden, als aardewerk worden ze verbrijzeld. Ik geef hem macht, zoals mijn Vader die aan mij heeft gegeven’ (Openbaring 2:26-27).