Broeders in Christus

Het ontstaan van het universum

Eigenlijk is er iets merkwaardigs aan de hand met deze hele discussie over ID. Er wordt gesproken over ‘intelligent design’, maar het gaat alleen maar over de ontwikkeling van leven. Terwijl de schepping toch veel meer inhoudt dan alleen maar het leven op aarde. Ik heb u de vorige keer echter laten zien dat de term afkomstig is uit een boek dat uit de diversiteit van levensvormen het bestaan van God probeerde te bewijzen. Dus: de benadering was er eerst, en toen pas de term ID. Het probleem is eigenlijk dat een bepaalde groep fundamentalisten die term heeft gekaapt, om er hun eigen ideeën aan op te hangen. En die ideeën komen door de ontwikkeling van biologische inzichten steeds meer onder druk te staan. En omdat de discussie van meet af aan was gekoppeld aan het al of niet bestaan van God, lijkt het alsof God, wetenschappelijk gezien, steeds meer buiten beeld raakt.

HSL op tegenkoers

Wanneer we echter overstappen van de biologie naar de fysica (natuurkunde) vinden we een totaal andere situatie. Terwijl in het verleden niemand heeft geprobeerd Gods bestaan te bewijzen uit de samenstelling van het heelal, komt er in de fysica, wetenschappelijk gezien, juist steeds meer ‘ruimte’ voor zijn bestaan. Iemand heeft het vergeleken met twee snelle treinen die zich in tegengestelde richtingen bewegen, en waarvan de inzittenden geen idee hebben wat er op het andere spoor gebeurt. In een kort artikel als dit is het niet mogelijk in detail te gaan. Maar waar het op neer komt is dat je in de biologie te maken hebt met levende wezens, die als soort alleen kunnen blijven voortbestaan door zich voort te planten. En intussen is duidelijk gebleken dat hun eigenschappen daarbij op den duur kunnen wijzigen (het heeft weinig zin dat te willen ontkennen). En dus kun je uit de huidige diversiteit aan eigenschappen erg moeilijk conclusies trekken over de oorspronkelijke toestand. Maar dan kun je, wetenschappelijk gezien, ook niet betogen dat er zonder goddelijk ingrijpen nooit mensen zouden kunnen bestaan: volgens het evolutiemodel kun je (terecht of ten onrechte, dat laat ik hier in het midden) betogen dat die levensvorm zich in de loop der tijden zo heeft kunnen ontwikkelen.

Het onwaarschijnlijke heelal

Maar in de fysica liggen de eigenschappen onveranderlijk vast: die wijzigen niet. En dus kun je daaruit wel conclusies trekken over hoe het vroeger was. Waar het in de biologie intussen moeiteloos mogelijk is te betogen, zelfs aannemelijk te maken, dat die buitengewoon goede aanpassing van allerlei levensvormen op den duur vanzelf is ontstaan, kan dat voor de wetten van de fysica absoluut niet. Maar dan moet die buitengewoon goede onderlinge afstemming van natuurwetten waar het hele bestaan van ons heelal van afhangt, er dus van het begin af aan zijn geweest. En die goede onderlinge afstemming is juist de laatste decennia zo vreselijk duidelijk geworden. Als die er niet zou zijn, zou dit heelal nooit hebben bestaan, of in elk geval nooit lang genoeg om een aarde met levende wezens voort te brengen. Dan waren wij er nu dus echt niet geweest. Zonder in detail te gaan, kan ik u melden dat moderne fysici het er redelijk over eens zijn dat een heelal zoals wij dat bewonen een buitengewoon uitzonderlijke toevalligheid zou zijn, wanneer dat geheel als gevolg van toeval zou zijn ontstaan.

Waarom zien we wat we zien

Als mogelijk rationele verklaring voor dit ‘schijnbare’ toeval wordt wel het zogenaamd ‘anthropisch principe’ aangedragen. Dit bestaat in twee varianten; een sterke en een zwakke versie. In beide gevallen is het uitgangspunt dat het nooit helemaal toevallig kan zijn dat het heelal dat wij waarnemen, die buitengewoon opvallende combinatie van eigenschappen heeft; want als die er niet zou zijn, zouden wij nu niet bestaan, en het dus ook niet kunnen waarnemen en ons daarover verbazen. Anders gezegd: een heelal dat wij waarnemen moet noodzakelijkerwijs wel een dergelijke uitzonderlijke combinatie van eigenschappen bezitten. De sterke versie zegt dan verder: OK, het is erg toevallig, maar ook iets dat erg toevallig is, kan uiteindelijk gebeuren, en wij zijn degenen die deze mazzel hebben. De zwakke versie zegt: er zijn gewoon heel erg veel universa (heelallen), nu (als het ware naast elkaar), of ooit geweest (als het ware opvolgend na elkaar), en noodzakelijkerwijs wonen wij dan uiteraard in dat ene universum waar het ontstaan van leven mogelijk was. Dan is het dus niet meer toevallig dat er zo’n speciale variant bestaat, want er zijn er zoveel (geweest) dat dit statistisch mogelijk is, maar het is ook niet toevallig dat het heelal van ons die speciale variant is, want een andere mogelijkheid is er niet.

Is dit wetenschap?

De relevante vraag is echter: kun je die ‘verklaring’ volgens het anthropisch principe beschouwen als wetenschap? Daaraan bestaat bij een aantal wetenschappers terechte twijfel. Het is geen theorie die je kunt toetsen (de basisvoorwaarde voor een wetenschappelijke theorie), want er is geen enkele reële mogelijkheid om het bestaan van andere universa vast te stellen. Maar dan is het niet meer dan een onbewijsbaar ‘geloof’, en dan kun je je terecht afvragen waarom het geloof in een onbegrensd aantal universa rationeler zou zijn dan het geloof in een onbegrensde God, zoals een van hen eens opmerkte. Het opmerkelijke is overigens dat die bepaalde wetenschapper begon met een poging een rationele verklaring te geven voor het bestaan van dat buitengewoon onwaarschijnlijke heelal van ons, maar intussen (blijkens zijn achtereenvolgende boeken) al is opgeschoven naar de mening dat de meest waarschijnlijke verklaring toch moet zijn gelegen in het bestaan van een of andere vorm van intelligentie die het zo ontworpen heeft. Met andere woorden: intelligent design, maar dan voor het geheel (het heelal in zijn totaliteit) in plaats van voor een deelonderwerp (het leven op aarde). Of je die intelligentie dan God wil noemen, moet je volgens hem dan maar voor jezelf uitmaken. Een interessante gedachte van een wetenschapper die er niet op uit was het bestaan van God te bewijzen, maar die wel eerlijk genoeg is om strikt wetenschappelijk te blijven redeneren. Want dat laatste is lang niet altijd het geval; maar daar wil ik de volgende keer naar kijken.

Conclusie

De conclusie nu lijkt echter te zijn dat er voldoende reden is om te geloven in een intelligent design (intelligent ontwerp), maar dat daar betere redenen voor zijn dan te wijzen op de veelheid aan levensvormen.