Broeders in Christus

De dadelpalm

dadelpalm

De dadelpalm is een van de kenmerkende bomen van het Midden-Oosten, en werd in Bijbelse tijd veel gekweekt in Israël. In de Jordaan vallei groeiden dichte palmbossen, en Jericho werd bekend als “de palmstad” (Deuteronomium 34:3; 2 Kronieken 28:15). In de Bijbel lezen wij over een oase in de woestijn Sinaï, met zeventig palmbomen die, met de daarbij behorende bronnen, zorgden voor lafenis en verfrissing voor de Israëlieten.

De Romeinse natuurkenner Plinius de Oudere, die in de eerste eeuw na Christus leefde, roemde de dadels uit Judea om hun sappigheid en zoetheid. Feitelijk was de dadelpalm zo nauw met Judea verbonden, dat de Romeinse keizer Vespasianus, die het land in 70 na Chr. veroverde, dit vierde door een bronzen muntstuk uit te brengen waarop de staat Judea stond afgebeeld als een wenende vrouw onder een dadelpalm. Na de wegvoering van de Joden uit hun land, stierven ook de Judeese dadelpalmen uit. De palmen in het huidige Israël zijn geïmporteerd uit Californië, maar hebben hun oorsprong in Irak. Merkwaardig genoeg wisten onderzoekers in Israël onlangs een oud Judees palmzaadje te laten ontkiemen. De zaden waren afkomstig uit een kruik, die in de jaren zeventig was opgegraven door de archeoloog Ehud Netzer. Door middel van de ‘radiokoolstof’ dateermethode schat men dat de zaden zo’n 2.000 jaar oud zijn, en daarom is dit boomzaad het oudste dat tot nu toe met succes ontkiemd is.

Palmbomen vallen op door hun heel lange (tot zes meter!) ‘takken’ die eigenlijk de bladeren zijn. Vandaar hun gebruik als ‘bouwmateriaal’ voor de hutten, die de Israelieten plachten te maken voor het Loofhuttenfeest (Leviticus 23:40). De palmboom wordt ook als beeld gebruikt voor sierlijkheid en bevalligheid, zodat Israelische meisjes zo werden genoemd: ‘Tamar’ (Hooglied 7:7; 2 Samuël 13:1). Dat beeld werd door de psalmist ook op de rechtvaardigen toegepast (Psalm 92:13). Bij zijn komst in Jeruzalem werd de Here Jezus door de scharen verwelkomd met palmtakken, en als Hij terugkomt, zullen de heiligen, de gelovigen uit alle plaatsen en tijden, Hem ook zo huldigen (Johannes 12:13; Openbaring 7:9-10).